Doelstellingen van de Werkkostenregeling, ook wel WKR, zijn vereenvoudiging van wetgeving en vermindering van administratieve lasten. Ook de eigen BV dient WKR toe te passen voor de verloning van haar DGA. Maar of het voor hen ook een vereenvoudiging betekent?

Noodzakelijkheidscriterium
Een nieuw begrip in de WKR vanaf 2015 is het noodzakelijkheidscriterium: hetgeen een werkgever in het kader van zijn bedrijfsvoering aan voorzieningen op het gebied van gereedschappen, computers, communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur (waaronder pronters, internetabonnementen, dongels, programmatuur, e.d.) redelijkerwijs noodzakelijk acht, mag hij aan de werknemer vergoeden of verstrekken zonder fiscaal rekening te hoeven houden met het privévoordeel van de werknemer. Ook als is er sprake van een genoten privévoordeel, wordt het niet belast. De gedachte van het belasten van de waarde in het economische verkeer van dat privévoordeel of de besparingsgedachte worden daarmee losgelaten.

Daarbij mag de fiscus niet op de stoel van de werkgever kruipen. Als de laatste een laptop voor een werknemer redelijkerwijs noodzakelijk acht voor zijn bedrijfsvoering, dan mag hij die laptop belastingvrij vertrekken, zonder dat rekening wordt gehouden met een eventueel privégenot van die werknemer, hoe groot dan ook.

Gebruikelijkheidstoets
Als de werknemer bestuurder of commissaris is, lopende de hoedanigheden van werkgever en werknemer in elkaar over. Dan ligt het op de weg van de werkgever om desgevraagd aannemelijk te maken dat het gaat om een voor de behoorlijke uitoefening van de dienstbetrekking gebruikelijke voorziening. Niet alleen voor gereedschappen en ICT-apparatuur, maar voor alle  vergoedingen en verstrekkingen. De toets houdt in dat als de vergoeding of verstrekking meer dan 30% afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, die vergoeding niet kwalificeert voor de gerichte vrijstellingen en/of vrije ruimte, al dan niet met eindheffing van 80%. De wetgever heeft de gebruikelijkheidstoets geïtroduceerd om extreme situaties te bestrijden door aannemelijk te maken dat het gebruikelijk is om een pakket vergoedingen en verstrekkingen voor een werknemer aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel. Voor bestuurders (w.o. DGA’s) en commissarissen geldt daarom ten aanzien van noodzakelijke voorzieningen een omkering van de bewijslast.

Daarmee wil de wetgever oneigenlijk gebruik voorkomen. De DGA kan daardoor niet naar zomaar vergoedingen en verstrekkingen aan zichzelf toekennen, die òf moet worden belast (gericht vrijgesteld) òf lager worden belast (80% eindheffing i.p.v. 108% heffing bij reguliere heffing). Denk met name aan de DGA de meent de hele vrije ruimte (gevormd door de loonsom van alle werknemers) zichzelf te kunnen toe-eigenen. Daardoor staat de WKR niet open voor variabele beloningen van bestuurders. Zo kan het aanwijzen van vakantiegeld of bonussen als eindheffingsbestanddeel met het oog op tariefarbitrage bestreden worden met gebruikmaking van het gebruikelijkheidscriterium.

Het introduceren van het noodzakelijkheidscriterium en de gebruikelijkheidstoets betekent voor de DGA fiscaal creatieve en spannende tijden.

Bron: Activa, jaargang 27, nr 5